Schoollogopedie

Kinderen die problemen hebben met spreken en/of de taal kunnen met toestemming van de ouders worden onderzocht door de schoollogopediste. De schoollogopediste brengt advies uit naar ouders en naar de leerkracht. Er vinden op school geen logopedische behandelingen plaats. Bij de 5-jarigen vindt kort logopedisch onderzoek naar aanleiding van observatie in de klas plaats. De logopediste bezoekt eenmaal per 14 dagen de school.

Open mond of mond ademen

Veel kinderen zitten te vaak met open mond en komen naar de logopedist om hier vanaf te worden geholpen. De openstaande mond kan samen met duimen voorkomen (zie vorige Nieuwsbrief), maar dat hoeft niet. Als het kind uit gewoonte de mond open laat staan, ademt het vaak vanzelf door de mond. Normaal gaat de adem door de neus. De neus is hier speciaal voor gemaakt; met een “binnenbekleding” van haartjes en een speciale huid. Zo wordt de lucht schoongemaakt, verwarmd en bevochtigd.

Als uw kind vaak met de mond open zit, kan dat problemen tot gevolg hebben. Deze gevolgen kunnen zijn: 

  • Chronische verkoudheid
  • Vaak na een verkoudheid blijft het kind door de mond ademen. Hierdoor kunnen de slijmvliezen in de neus niet slinken en blijft het kind een verstopte neus houden. Hij of zij blijft dan door de mond ademen. Door het mondademen komt koude, vuile en droge lucht naar binnen. Dit kan in de mond, de neus en in de keel irritatie of een infectie veroorzaken.

  • Oorproblemen en gehoorverlies
  • Door het mondademen droogt het slijmvlies van de mond en keel uit. Hierdoor wordt er minder vaak geslikt. Het slikken zorgt juist voor aanvoer van lucht naar de oren. Door te weinig lucht trekt het trommelvlies naar binnen en kan het kind minder goed horen (u kent vast wel het gevoel dat de oren “open” gaan als u slikt, bijv. in een vliegtuig of rijdend door een tunnel). Zo kunnen problemen met het horen ontstaan.
    Een kind dat minder hoort, kan de spraak en taal van anderen en van zichzelf niet zo goed volgen. Dat kan problemen met de eigen taal en spraak geven.

  • Veel hoesten of kuchen 
  • De droge lucht komt via de mond in de keel terecht. Deze droge lucht maakt de keel heel droog. Door de kriebel moet het kind vaak hoesten. Teveel hoesten is slecht voor de stem. Het kind kan een hese of schorre stem krijgen. 

  • Verkeerd spreken
  • De spieren in wangen, lippen en tong worden slapper door het open hangen van de mond. Deze spieren zijn nodig voor het praten. De bewegingen van de spieren worden minder snel en minder precies. Het kind kan dan bijvoorbeeld gaan slissen omdat de tong halverwege de mond blijft hangen.

  • Scheve tanden
  • De tanden gaan scheef groeien. Hoe kan dit? De tong duwt van de ene kant, dus vanuit de mondholte, tegen de bovenkaak. De lippen duwen aan de andere kant, dus van buitenaf, tegen de tanden en de kaak. Het gebit krijgt hierdoor de regelmatige ronde vorm. Als de tong of de lippen niet meer ‘drukken’ tegen de bovenkaak, groeien de tanden verkeerd. De tanden gaan dan scheef staan. Een beugel kan dan nodig zijn.